In het boek ‘Denk je dat je mij kunt helpen?’ beschrijf ik samen met mijn psycholoog het proces van bijna drie jaar psychotherapie. De vraag die nu het meest aan mij wordt gesteld is of ik het spannend vind om met zo’n persoonlijk verhaal naar buiten te treden.
Mijn antwoord is: Nee! Ik heb er juist heel veel zin in. Kom maar op met de reacties en vragen!
Het gaat over het proces van therapie
In het boek vind je geen beschrijving van mijn leven of mijn jeugd, maar een beschrijving van het therapeutische proces. Wat gebeurt er in en door het gesprek met de therapeut? Wat bespreken we, welke vragen stelt hij me en wat is het effect van die vragen? Hoe ga ik daarna naar huis en wat is het effect van het gesprek op de rest van mijn week?
Dat proces kun je natuurlijk niet beschrijven zonder het een en ander over jezelf te vertellen, maar ik heb zelf geselecteerd wat ik wel en wat ik niet wilde vertellen. Ik heb bijvoorbeeld gekozen voor voorbeelden uit mijn leven die herkenbaar zijn voor anderen. En ik heb ervoor gekozen om de focus vooral bij mezelf te houden.
Als je tegen belemmerende patronen en overtuigingen aanloopt, dan ga je in therapie onderzoeken hoe die zijn ontstaan. Dat doe je niet om de schuld bijvoorbeeld bij je opvoeding te leggen, maar om te begrijpen waarom het voor jou destijds goed of zelfs noodzakelijk was om dat patroon of die overtuiging te ontwikkelen. Het hielp je! Het was logisch om zo te denken en te doen. En dat begrip is nodig om die patronen en overtuiging in het nu te vervangen voor nieuwe, ondersteunende gedachten en gewoontes.
Iedere week aanbellen bij je therapeut
Wat ik veel spannender vond was om destijds in en naar therapie te gaan. In het boek kan de oplettende lezer zien dat ik heel lang iedere week opnieuw bang ben om aan te bellen. Pas na ongeveer twee jaar schrijf ik ‘opeens’ dat ik me verheug op de therapie.
Waar ik overigens heel benieuwd naar ben is of mijn coauteur, psycholoog Adriaan van ‘t Spijker, die vraag ook krijgt. Of hij het spannend vindt om met dit boek naar buiten te treden. Hij stelt zich namelijk óók kwetsbaar op! Ik kan als cliënt ‘alles’ over hem schrijven. Hij kan als therapeut niets over mij zeggen of schrijven. Beroepsgeheim.
Wat heeft hij dan wel kunnen schrijven?
Adriaan schrijft over psychologie en therapie maar ook over zichzelf, over hoe het is om therapeut te zijn. Hij vertelt bijvoorbeeld hoe hij het eerste gesprek met een nieuwe cliënt begint of hoe hij tegen diagnoses aankijkt. Of hij legt iets uit over rouw of over van jezelf leren houden. En je leest waarom hij zo van zijn vak houdt, en waarom hij er soms zo’n hekel aan heeft.
Het ‘moest’ eruit
Toen we destijds de formule voor ons boek bespraken, heb ik er een paar weken over nagedacht en daarna, toen ik eenmaal tijd had om ervoor te gaan zitten, heb ik mijn deel van het boek in twee weken tijd geschreven. Dat was heel gaaf, het ging bijna vanzelf en ik kon en wilde er niet mee stoppen.
Adriaan is daarna gaan schrijven. Hij reageert in zijn teksten meestal op die van mij. Hij licht zijn kant van het verhaal toe of bespreekt wat er gesprekstechnisch of psychologisch gebeurt. Ik ben neerlandica en ik heb zijn teksten geredigeerd en de grote lijn in ons verhaal bewaakt. Adriaan heeft geen letter aan mijn teksten gewijzigd. Zo ontstond het manuscript dat we uiteindelijk aan uitgevers hebben voorgelegd.
Eind 2019 begonnen we aan ons boek. Nu zijn we alweer bijna 3 jaar verder en nadert de verschijningsdatum. Ik ben er klaar voor!